Van november 2019 totdat midden maart 2020 Frankrijk door Covid-19 op slot ging, heeft hoogleraar Pieter Leroy als senior fellow op uitnodiging van de Université de Bordeaux (UB) gewerkt aan het thema ‘les inégalités environnementales’. In deze column geeft hij zijn visie op de relatie tussen gilets jaunes-beweging en milieuongelijkheid, en de implicaties daarvan voor de Franse politieke verhoudingen.
De opkomst van de protestbeweging les gilets jaunes heeft gezorgd voor een opleving van de wetenschappelijke belangstelling voor les inégalités environnementales (milieuongelijkheid). Dat begrip vergt een toelichting: milieuproblemen zijn er overal, maar sommige categorieën van de bevolking zijn meer blootgesteld dan andere en hebben minder middelen zich daartegen teweer te stellen dan andere. Dat ligt deels aan sociaaleconomische factoren: wie lager opgeleid is, minder verdient en ook anderszins niet geprivilegieerd is, woont meestal in een slechtere leefomgeving. Ook ruimtelijke factoren spelen een rol: milieubelastende activiteiten staan meestal in armere, goedkopere wijken. Bovendien: terwijl milieubeleid voor iedereen hetzelfde zou moeten zijn, profiteren hogere inkomens meer van allerlei subsidies (van zonnepanelen tot elektrische auto’s) terwijl bij lagere inkomens een milieubelasting, bijvoorbeeld op benzine of diesel, een aanzienlijk grotere hap uit het budget opslokt.
Het onderzoek naar milieuongelijkheid aan de Université de Bordeaux is op dit moment gefragmenteerd tussen disciplines, faculteiten en instituten. Als senior fellow kreeg ik de opdracht om des points de convergence te vinden, na te gaan waar interdisciplinair onderzoek met onder meer medici, juristen en economen kansrijk is. De urgentie van dit thema werd duidelijk toen Frankrijk eind 2018 verrast werd door de opkomst van de gilets jaunes. Die beweging is ontstaan toen, nota bene voor de derde keer, een Franse regering de belasting op benzine en diesel drastisch verhoogde, dit keer gemotiveerd als een maatregel die past in het Akkoord van Parijs (2015) over het mondiale klimaatbeleid. Uit het niets en op initiatief van geheel onbekende gewone Fransen, ontstond binnen enkele dagen en weken een beweging die – ‘alleen op zaterdag, door de week moeten we werken’ – rotondes en grootwinkelbedrijven bezette, en daarmee Frankrijk lamlegde. De gilets jaunes bleken, wat hun samenstelling betreft, een dwarsdoorsnede van de Franse bevolking, zij het met een oververtegenwoordiging van mensen aan de onderkant: lager geschoold, minder verdienend, kleine winkelier, aannemer, loodgieter of handelaar, en ook paramedisch personeel dat tegen zijn zin zelfstandige was geworden. Natuurlijk was afschaffing van die taxe carbone de eerste eis: zeker in niet-stedelijk Frankrijk, met lage bevolkingsdichtheden, is een auto onmisbaar én een flinke uitgavenpost. De taxe carbone vergrootte de précarité, die verder veroorzaakt wordt door het verdwijnen van de school en de post, de huisarts en de lokale winkeliers, lees: door het verdwijnen van het lokale sociale weefsel. In plaats daarvan is, op de rotonde aan de buitenkant van stad of dorp, een grande surface gekomen. En voor alle andere diensten moet dus verder gereden worden.
Het is niet moeilijk de gilets jaunes als een protest tegen milieuongelijkheid te zien. Helaas is de beweging, mede door een gebrek aan politieke scholing, op de rug gesprongen door allerlei bestaande politieke bewegingen, van uiterst links tot uiterst rechts. Dat leidde, in Parijs en enkele andere steden, tot grof geweld door zogeheten black blocs. Journalisten van de ene krant noemden de gilets jaunes een uiting van nieuw ecologisch links, tegen die geprivilegieerde economische activiteiten à la Air France die niet eens BTW op kerosine betalen, terwijl anderen hen als rechts-populistisch en zelfs als anti-klimaatactivisten karakteriseerden.
Mede geïnspireerd door een van hun slogans, ‘fin du mois, fin du monde – même combat’ ben ik zo vrij geweest de gilets jaunes als een volkse milieubeweging te typeren. Het begrip milieu moet dan niet in termen van lucht- en waterkwaliteit, laat staan van CO2 worden gedefinieerd, maar als leefomgeving. In termen van woonkwaliteit, werkgelegenheid, publieke en private dienstverlening, en ja, ook in termen van overstromingen en droogte, van het verdwijnen van de gemengde landbouw en het overdadige pesticidengebruik, scoort die leefomgeving slecht. Dáártegen komen ze in verzet. De factoren die hun précarité veroorzaken, zijn trouwens grotendeels dezelfde als diegene die de klimaatverandering teweeg hebben gebracht: een gemondialiseerde economie, een voortdurende obsessie dingen goedkoper te maken, een getormenteerde relatie met de niet-menselijke natuur, en het gebrek aan politieke grip om daar iets aan te doen.
De gele hesjes hebben Frankrijk, van november 2018 tot het voorjaar 2020, week na week geel doen kleuren. Ze hebben me in Bordeaux ook wel eens letterlijk de weg versperd. Natuurlijk werd de mobilisatie allengs minder groot, maar het terugtrekken van de maatregelen door de regering Macron-Philippe was daarvan niet de hoofdoorzaak. Covid-19 en le confinement hebben de gilets jaunes uiteindelijk van de straat doen wegblijven. Tegelijkertijd was uit de eerste ronde van de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2020 duidelijk dat het groene gedachtengoed intussen een stevige lokale verankering had gevonden. Door corona én door een gebrek aan interesse was de opkomst toen al erg laag. Bij de tweede ronde was die, met 40 %, dramatisch laag: het laagste percentage sinds 1958. De Franse democratie heeft een probleem. Groene kandidaten, alleen of in combinatie met klassieke sociaaldemocraten, hebben evenwel een uitstekend resultaat gehaald, en in steden als Lyon, Bordeaux, Marseille en andere voor het eerst de meerderheid veroverd.
Toch is het zeer de vraag of Macron, tot aan de presidentsverkiezingen van 2022, een groenere koers kiest. Wellicht ziet hij een groter risico op (extreem) rechts. Dát zal hij willen neutraliseren. Of er, geïnspireerd door de gilets jaunes, meer politieke aandacht zal zijn voor de inégalités environnementales, ik weet het niet. Dat milieu- en klimaatbeleid ook sociaal rechtvaardig moeten zijn, daar was ik al eerder van overtuigd.
Pieter Leroy (Radboud Universiteit)
Pieter Leroy schreef over dit onderwerp ook het artikel “De gele hesjes – en sociale geografie van een volkse milieubeweging” in Geografie, mei 2020. In september 2020 verschijnt in Ons Erfdeel een stuk van zijn hand getiteld “Einde van de maand – einde van de wereld, over gele hesjes en groene politiek”.