Niets lijkt zo kortstondig als eten en drinken. Dat begrepen schilders van stillevens in de Nederlandse Republiek al. Hun schilderijen van uitbundige banketten laten vaak tussen de uitgestalde lekkernijen een onsmakelijke bromvlieg of zelfs een bedorven stukje pastei zien. Geneugten, met andere woorden, zijn slechts van korte duur. Toch waren diplomaten en regeerders in laat-zestiende- tot zeventiende-eeuws Europa verzot op feestmaaltijden. Bram van Leuveren laat in deze bijdrage zien hoe zij dergelijke banketten gebruikten voor publieksdiplomatie.
Dronken diplomaten
Feestmaaltijden waren een belangrijk, maar niet onomstreden onderdeel van diplomatie in vroegmodern Europa. De Franse jurist Jean Hotman (1552-1636) waarschuwde ambassadeurs in zijn invloedrijke handboek L’Ambassadeur (1603) al te overdadig eten en drinken te mijden. Diplomaten werden aan buitenlandse hoven namelijk regelmatig welkom geheten met luisterrijke banketten. Luxueuze suikersculpturen, wijnfonteinen en gepeperde pauwpasteien waren aan de orde van de dag. Hotman vond echter dat voorzichtigheid bij dergelijke decadentie geboden was. Een misselijke of dronken diplomaat betekende immers een blamage voor het thuisfront en kon bovendien een geheime missie in gevaar brengen. ‘Voorwaar’, schreef Hotman gevat, ‘wijn en geheimhouding zijn onverenigbaar’ (‘à la vérité, le vin et le secret sont choses incompatibles’).
Tegelijkertijd wist Hotman, dat feestmaaltijden ideale smeermiddelen waren voor internationale betrekkingen. Het delen van eten en drinken kon immers zorgen voor een meer ontspannen sfeer tussen ambassadeurs en mogelijkheid bieden tot het beslechten van geschillen. Daarnaast stelden banketten regeerders in staat, om indruk op elkaar te maken en uiting te geven aan hun onderlinge vriendschap. Bovendien vond Hotman, dat ambassadeurs in het buitenland ook zelf regelmatig zorg moesten dragen voor het organiseren van banketten voor hun collega’s. Daartoe moesten hun keukens goed gevuld zijn. Lekker eten en drinken, mits geserveerd in gematigde hoeveelheden, konden diplomaten gunstig stemmen en nader tot elkaar laten komen. Diplomatie ‘aan tafel en in de keuken’ (‘à la table & la cuisine’), zoals Hotman het noemde.
Eetbare diplomatie
Ook in de Nederlandse Republiek konden ambassadeurs en regeerders goed overweg met de feestmaaltijd als publiek-diplomatiek middel. Stadsbesturen ontvingen buitenlandse vorsten dikwijls met overdadige drank en spijs. In oktober 1587 trakteerde de Alkmaarse burgerij de Graaf van Leicester (1532-1588), de Engelse landvoogd van de Nederlanden, op een vrolijk banket van lokale en—voor hen—uiterst exotische specialiteiten. Op het stadhuis in de Langestraat stonden op lang gedekte tafels schalen vol olijven, gepeperde pasteien, marsepein, kletskoppen en zelfs spek met eetbaar goud opgesteld, alsook karaffen bier, rooswater en Italiaanse wijn. De Alkmaarse schilder Frans Menton (1545-1615), die bekend stond om zijn schuttersportretten, werd bovendien ingehuurd, om de pasteien te voorzien van eetbare vaandels, met daarop het wapen van zowel zijn stad als dat van Leicester zelf.
Het brein achter de feestmaaltijd was Diederik Sonoy (1529-1597), gouverneur van het Noorderkwartier en diplomatiek intermediair tussen Leicester en de Staten van Holland. De betrekkingen tussen die twee waren sinds de aanstelling van Leicester als landvoogd van de Nederlanden in december 1585 vrijwel onherroepelijk verslechterd. De Staten van Holland eisten meer inspraak in het machtsbestuur, terwijl Leicester een centrale en meer autocratische vorm van regeren voorstond. Sonoys banket voor de Engelse graaf was een laatste wanhopige poging om Leicester te verzekeren van Hollands onvoorwaardelijke steun. Alkmaar, één van de meest belangrijke Hollandse steden, probeerde die steun namens Sonoy kracht bij te zetten. Mentons spitsvondige vaandels waren dus duidelijk bedoeld als een vorm van eetbare publieksdiplomatie. Ze moesten immers de ogenschijnlijk onlosmakelijke vriendschap tussen Alkmaar en de graaf beklinken. Het mocht allemaal niet baten: Leicester verliet de Nederlanden voorgoed kort na zijn bezoek aan de stad.
Joodse lekkernijen
Het organiseren van banketten was niet alleen het voorrecht van de Calvinistische elite in de Republiek. De Joods-Portugese gemeenschap van Amsterdam, waarvan de economische voorspoed gestaag toenam in de loop van de zeventiende eeuw, organiseerde met enige regelmaat feestmaaltijden voor hooggeplaatste gasten. Zo boden de Sefardim de Franse koningsmoeder Maria de’ Medici (1575-1642) tijdens haar verblijf in Amsterdam in september 1638 een banket aan op het Prinsenhof aan de Oudezijds Voorburgwal, waar zij logeerde. Een belangrijk onderdeel van de maaltijd waren matzes, ofwel ongedesemde broden, die Joden gewoonlijk aten tijdens de religieuze feestdag Pesah in april (de Joodse maand Nisan). Het breken en nuttigen van matzes had voor Joden een grote religieuze betekenis. Volgens de Thora nuttigde het Joodse volk de broden tijdens hun uittocht uit Egypte en symboliseerden die daarmee hun herwonnen vrijheid als religieuze minderheid.
Hoogstwaarschijnlijk was de beroemde rabbijn en diplomaat Menasseh Ben Israel (1604-1657) de bedenker van het banket voor De’ Medici. Door de Franse koningsmoeder typisch Joodse lekkernijen voor te schotelen, probeerde hij de zichtbaarheid van de Joods-Portugese gemeenschap in Amsterdam en de Republiek te vergroten. Het maakte daarvoor niet uit, dat Pesah eigenlijk vijf maanden eerder gevierd werd. Ben Israel wist dat het belangrijk was om niet-Joodse machthebbers te paaien. De feestmaaltijd wilde namelijk aantonen dat de Sefardim ertoe deden, zowel economisch als cultureel, nationaal als internationaal. Tegelijkertijd bevatte het banket een compliment aan het adres van de Nederlandse stadhouder. Want net zoals het nuttigen van matzes de Sefardim herinnerden aan de uittocht uit Egypte, zo moest het in september 1638 ook hun hartelijke ontvangst in de Republiek uitdrukken. Waar eten en drinken niet al goed voor kon zijn!
Bram van Leuveren is als cultuurhistoricus verbonden aan de Universiteit Leiden. Hij/hun doet onderzoek naar de belangrijke rol van podiumkunsten en ceremonieel protocol in de ondersteuning van diplomatieke betrekkingen tussen de Lage Landen, Frankrijk en Groot-Brittannië in de laat zestiende tot zeventiende eeuw. Brams onderzoek wordt onder meer gefinancierd door de Europese Unie met een Marie Skłodowska-Curie Fellowship.
Twitter en Instagram: @bramvanleuveren
LinkedIn: Bram van Leuveren, PhD
Voor wie meer wil weten:
- over Jean Hotmans ideeën over diplomatie en banketten: Jean Hotman, L’Ambassadeur (plaats en uitgever onbekend, 1603), Gallica, <https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k62405861>.
- over vroegmoderne diplomatie en feestcultuur: Bram van Leuveren, Early Modern Diplomacy and French Festival Culture in a European Context, 1572-1615 (Leiden en Boston: Brill, 2023) <doi:10.1163/9789004537811>.
- over de feestelijke bezoeken die Nederlandse stadsbesturen gaven voor buitenlandse gasten: Bram van Leuveren, ‘Theatraal spektakel als publiek-diplomatiek instrument in Frans-Britse rondreizen door de Nederlanden, 1577-1642’, De Zeventiende Eeuw (2022), themanummer, ‘Jaarboek 2022: Cultuur in de Nederlanden in interdisciplinair perspectief’, red. Marianne Eekhout et al., pp. 119-123.
- over het banket dat de Alkmaarse burgerij organiseerde voor de Graaf van Leicester: Bram van Leuveren en Regionaal Archief Alkmaar, ‘1587: een marsepeinenbanket’, YouTubekanaal Regionaal Archief Alkmaar, 18 april 2023, <https://www.youtube.com/watch?v=_90TXEf-44Y>.
- over het bezoek van Maria de’ Medici aan Amsterdam: zie de Latijnse (https://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Latijn/BarlaeusMediceaHospes1638.html), Franse (https://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Latijn/BarlaeusMarieDeMedicis1638.html) en Nederlandse (https://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Latijn/BarlaeusBlydeInkomst1639.html) uitgaven van Caspar Barlaeus’ gedenkboek Medicea hospes […] uit 1638, beschikbaar via de website van de opleiding Nederlands aan de Universiteit Leiden.
- over vroegmoderne efemere kunsten, waaronder feestmaaltijden: Pamela H. Smith, Tianna Helena Uchacz, Sophie Pitman, Tilmann Taape en Colin Debuiche, ‘The Matter of Ephemeral Art: Craft, Spectacle, and Power in Early Modern Europe’, Renaissance Quarterly 73.1 (2020), 78-131, <doi:10.1017/rqx.2019.496>.
Deze blogbijdrage is eerder verschenen op historici.nl