Verklaring naar aanleiding van Sectorplannen wetenschappelijk onderwijs

Reactie van de landelijke hoogleraren en teamleiders Frans op de sectorplannen in het wetenschappelijk onderwijs tot 2028-2029, 17 april 2023

Op voorspraak van de decanen heeft de minister van OCW besloten om extra sectorplanmiddelen toe te kennen aan de talen, onder andere ter versterking van de universitaire opleidingen Nederlands, Duits en Frans. Als hoogleraren en teamleiders verbonden aan de landelijke opleidingen Franse taal en cultuur zijn we hen dankbaar voor deze erkenning van de maatschappelijke waarde van ons vakgebied, en voor het vertrouwen dat hiermee wordt uitgesproken in de kwaliteit van de bestaande opleidingen, die buitengewoon hoog is, ook in internationaal opzicht. Wij delen de zorgen over het tekort aan leraren Frans in het voortgezet onderwijs.

In samenwerking met lokale bestuurders willen wij met de medewerkers van de opleidingen Frans alles op alles zetten om de sectorplannen te laten slagen. Hieronder schetsen wij de randvoorwaarden die wij hiervoor nodig achten.           

  1. Aantrekkelijkheid voor studenten. Bij de implementering van de plannen staat de studie-ervaring van studenten voorop. De plannen worden om die reden sterk verankerd in de verschillende lokale bacheloropleidingen, die voor de studenten als een herkenbare thuisbasis functioneren en die elk een eigen identiteit behouden. Een goede balans tussen lokaal en landelijk onderwijsaanbod is nodig om studenten de breedte en diepgang van een opleiding Frans te laten ervaren en hen te enthousiasmeren om deze expertise via het leraarschap door te geven. Het gezamenlijke landelijke programma wordt door studenten als een aantrekkelijke, studeerbare verrijking ervaren, zodat het daadwerkelijk tot een groei in studentenaantallen kan leiden.
  1. Bottom-up implementatie. Het welslagen van een landelijk programma vereist maximale betrokkenheid van de medewerkers van de opleidingen Frans. Het succes van Masterlanguage Frans is te danken aan het vakteam Frans en de uitstekende samenwerking van de docenten van de opleidingen. Met de pilot Frans Centraal hebben we ook voor de bachelor kennis en expertise opgedaan voor het opzetten van landelijke samenwerking.  Voor interdisciplinaire samenwerking en voor het contact met het bredere maatschappelijk veld is het Platform Frans een waardevolle partner. Een bottom-up implementatie trekt die lijn door naar het beoogde landelijke bachelorprogramma. Dit heeft als bijkomend belangrijk voordeel dat de middelen worden ingezet om de primaire processen van onderwijs en onderzoek te versterken, en niet om nieuwe bestuurlijke organen te creëren.
  1. Langetermijnplanning. De decanen ontwikkelen samen met de medewerkers van de opleidingen Frans een landelijk leerstoelenplan, waarin concrete en lange termijn afspraken worden gemaakt over borging van de verschillende expertises op universitair hoofddocent en hoogleraarsniveau, ook na het emeritaat van zittende leerstoelhouders. Naar onze mening is de huidige capaciteit (landelijk slechts drie opleidingen Frans met een hoogleraar) ontoereikend.
  1. Talentontwikkeling en onderwijsvernieuwing. De sectorplannen worden actief benut voor talentontwikkeling over de hele linie, van student via promovendus en postdoc tot universitair docent, middels Honours programma’s en andere initiatieven. Dit zal bijdragen aan het verhogen van het prestige van de talenstudies, en het vergroten van de aantrekkelijkheid van de opleidingen Frans voor toekomstige studenten. Met steun van lokale bestuurders worden de opleidingen Frans voortrekkers op het gebied van onderwijsvernieuwing, en experimenteren zij met innovatieve onderwijsvormen.
  1. Bestuurlijke rust en ruimte. Om deze vernieuwingsslag mogelijk te maken, krijgen de opleidingen voldoende bestuurlijke rust en ruimte om nieuwe ideeën uit te kunnen werken, en om te kunnen experimenteren met nieuwe onderwijs- en onderzoeksvormen zonder dat dit leidt tot extra werkdruk. Administratieve en bestuurlijke hobbels die daadwerkelijke innovatie in de weg staan worden weggenomen, en nieuwe initiatieven worden gefaciliteerd. Dat zal in de praktijk enige mate van flexibiliteit vragen van bestuurders, én het verlenen van meer autonomie aan de medewerkers van de betrokken opleidingen.

Wij denken dat deze randvoorwaarden realistisch zijn, en dat de samenwerking tussen landelijke opleidingen Frans en lokale bestuurders van de betrokken universiteiten niet alleen het huidige fundament voor universitair onderwijs in de Franse taal en cultuur in stand houdt, maar kan leiden tot een wezenlijke versterking daarvan. Hiervoor willen wij ons graag inzetten. Desondanks signaleren we ook dat het oplossen van het lerarentekort in het voortgezet onderwijs, waaraan het sectorplan een bijdrage wil leveren, een zaak van lange adem is, waarvoor investeringen noodzakelijk zullen zijn over een nóg langere termijn, ook na afloop van de huidige fase van de sectorplannen in 2028-2029.

Prof. Dr. Jenny Doetjes (Universiteit Leiden)
Dr. Jelle Koopmans (Universiteit van Amsterdam)
Prof. Dr. Alicia Montoya (Radboud Universiteit Nijmegen)         
Prof. Dr. Henriëtte de Swart (Universiteit Utrecht)