door Naomi de Fijter (afgestudeerd MA Literature, Culture and Society, Universiteit van Amsterdam)
Op 12 februari 2024 was ik uitgenodigd bij de ambassadeur van Frankrijk in zijn residentie te Den Haag. De uitnodiging vond plaats ter gelegenheid van de prijs voor de beste bachelor- en masterscriptie van het jaar 2023, beoordeeld en uitgereikt door de jury van Platform Frans. In januari werd al bekendgemaakt dat ik de prijs voor de beste masterscriptie had gewonnen. Uiteraard was ik erg blij en beschouwde ik de prijs als een grote eer en erkenning voor mijn werk. Tijdens de ceremonie in Den Haag presenteerde ik mijn onderzoek aan een publiek van academici, bekenden en uiteraard aan de ambassadeur zelf. De keuze voor het onderwerp van mijn scriptie kwam voort uit mijn diepgaande passie en interesse voor religie, psychologie, geschiedenis, de francofone wereld en vrouwelijkheid. Hieronder geef ik een beknopte beschrijving van mijn onderzoek.
In het negentiende-eeuwse Frankrijk onderging de wereld van de psychiatrie een periode van bloei, mede onder invloed van de befaamde neuroloog Jean-Martin Charcot die op zijn werkplek vlak buiten Parijs in het Hôpital de la Salpêtrière onderzoek deed naar mentale aandoeningen bij vrouwelijke patiënten. Het was de tijd waarin hij de betekenis van de term “hysterie” herschreef als een aandoening waarvan de oorzaak niet louter toe te dichten was aan het vrouwelijk geslacht. Volgens Charcot sprak men van de aandoening hysterie zodra er pathologische verschijnselen optraden als gevolg van ziekelijke en traumatische ervaringen die een patiënt in de jeugd had ondergaan. De medische terminologie, evenals de diagnostiek en beeldvorming van vrouwen, was in handen van mannelijke medici.
Toch ontstond er in de diagnostiek vanuit deze masculien-dominante psychiatrische wereld onder invloed van de veranderende maatschappij van de Derde Franse Republiek (1870-1940) in toenemende mate een kloof tussen enerzijds traditionele religieuze en anderzijds moderne antiklerikale sentimenten. Het thema van de mystiek werd door beide groepen ingezet om het debat over de secularisatie van de psychiatrie te vormen. Er was dan ook een toegenomen belangstelling voor historische en moderne mystici. In het bijzonder was er aandacht voor vrouwelijke mystici, omdat zij vanwege hun geslacht een instabielere aard zouden hebben en daardoor meer ontvankelijk zouden zijn voor de ontwikkeling van geestelijke stoornissen.
De “mystiek” als term kent een omvangrijke definitie. In deze casus gaat het om het eeuwenoude concept van de christelijke mystiek waarin de individu streeft naar een eenwording met God zelf. Vanuit de mystieke aspiraties van een individu vloeiden veelal verschillende fenomenen voort, zoals de vertoning van extases, de vorming van verwondingen gelijk aan die van Christus (stigmata) en de onthouding van voedsel met uitzondering van de Heilige Eucharistie. De scriptie die ik schreef voor het masterprogramma Literature, Culture and Society aan de Universiteit van Amsterdam, stond in het teken van deze negentiende-eeuwse mannelijke belangstelling voor de gedachtegang en de gedragingen van vrouwelijke mystici, met in het bijzonder hun gedrag van voedselonthouding.
In mijn scriptie deed ik onderzoek naar de masculiene beeldvorming op dit gedrag van voedselonthouding. Er stonden twee vrouwelijke mystici in mijn scriptie centraal: de Franse Madeleine le Bouc en de Belgische Louise Lateau. Madeleine le Bouc (1853-1918) verbleef een groot deel van haar leven in het Hôpital de la Salpêtrière en werd aldaar bestudeerd en behandeld door Pierre Janet, een collega van Jean-Martin Charcot. Na lang en intensief behandelcontact met Madeleine, schreef Pierre Janet na haar ontslag uit het ziekenhuis het uitgebreide medische rapport De l’angoisse à l’extase (1926). In mijn scriptie bestudeerde ik deze bron in de casus over de beeldvorming van Madeleine.
Louise Lateau (1850-1883) was in tegenstelling tot Madeleine geen ziekenhuispatiënte. Zij verbleef haar gehele leven in haar ouderlijk huis in het Belgische dorpje Bois-d’Haine. Ondanks haar afgezonderde leven, trok zij de belangstelling van artsen uit zowel binnen- als buitenland. De desbetreffende artsen schreven rapporten over de observaties die zij bij de befaamde Belgische mystica thuis deden, terwijl anderen rapporten over haar opstelden zonder haar ooit in het echt gezien te hebben. Vanwege de afbakening die een masterscriptie vereist, koos ik ervoor twee bronnen te kiezen uit de veelvoud aan medische rapporten die in de negentiende eeuw over Louise waren verschenen. Uiteindelijk koos ik voor de medische geschriften Les stigmatisées (1873) van dokter Antoine Imbert-Gourbeyre en Rapport médical sur la stigmatisée de Bois d’Haine (1875) van dokter Evariste Warlomont.
Mystieke voedselonthouding wordt in de literatuur ook wel aangeduid met de term anorexia mirabilis. Dit is een fenomeen dat in de loop van de eeuwen herhaaldelijk optrad onder voornamelijk religieuze vrouwen die zich (vrijwel) volledig onthielden van voedsel, veelal met uitzondering van de Heilige Eucharistie. Het structureel vasten werd gezien als een vorm van lijden – gelijk aan het lijden van Christus – met het uiteindelijke doel om een volledige éénwording met God te kunnen bereiken.
In het theoretisch kader van mijn scriptie bekeek ik de onderzoekstradities op het terrein van anorexia mirabilis. Met name aan het eind van de twintigste eeuw hadden historici in toenemende mate belangstelling voor dit fenomeen. Binnen het onderzoeksveld werden hierover in de jaren tachtig twee belangrijke werken gepubliceerd: enerzijds het werk Holy Anorexia (1985) van historicus Rudolph Bell en anderzijds het werk Holy Fast and Holy Feast (1987) van mediëvist Caroline Bynum. De onderzoekstraditie van Bell karakteriseert zich door het medicaliseren van het verleden. Volgens Bell was anorexia mirabilis de directe voorloper van de hedendaagse aandoening anorexia nervosa en was daarmee dus geheel pathologisch van aard. De traditie van Bynum aan de andere kant, karakteriseert zich door een onderscheid tussen het historische anorexia mirabilis en het modern-pathologische anorexia nervosa als twee concepten die tot totaal andere domeinen, discoursen en temporele kaders behoren. Ik koos ervoor de onderzoekstraditie van Caroline Bynum te volgen in het onderzoek voor mijn masterscriptie.
In mijn scriptie analyseerde ik de drie eerder genoemde medische geschriften telkens op eenzelfde manier, teneinde een beeld te krijgen over de masculiene perceptie op de voedselonthouding van Madeleine en Louise. Bij elke tekstanalyse volgde ik achtereenvolgens drie stappen. Allereerst analyseerde ik hoe de desbetreffende arts zijn patiënte in het algemeen (als vrouw) beschreef. Ten tweede analyseerde ik hoe de arts in kwestie stond tegenover de mystieke aspiraties van zijn patiënte en de daarbij behorende mystieke fenomenen als extases en stigmata. Tot slot bekeek ik welke positie elke arts aannam ten aanzien van de voedselonthouding van zijn patiënte.
De conclusie die ik aan het eind van mijn onderzoek kon trekken, was dat de drie mannelijke perspectieven verschillend, ambigu en ambivalent waren. De opvattingen van de artsen over hun patiënten leek geworteld te zijn in het proces van secularisatie in de veranderende Frans-Belgische samenleving op het kantelpunt van de negentiende en twintigste eeuw. In De l’angoisse à l’extase werd de visie van Janet over Madeleine gekenmerkt door een gematigd seculier en medisch discours, waarin voedselonthouding als pathologisch werd beschouwd, maar het ascetische element in Madeleines denken te allen tijde werd erkend. In de andere twee medische rapporten was het perspectief op Louise geheel anders. Het perspectief dat Imbert-Gourbeyre in Les stigmatisées liet zien, kenmerkte zich door een uitsluitend religieus discours, waarin het fenomeen van voedselonthouding volledig als feitelijk werd erkend en werd gezien als een teken van de Gods werkende hand. Tot slot werd het perspectief van Warlomont in Rapport médical sur la stigmatisée de Bois d’Haine gekenmerkt door een volledig seculier en radicaal medisch discours, waarin volledige onthouding van voedsel werd uitgesloten.
Al met al kan worden gesteld dat mijn onderzoek een belangrijk aspect laat zien van de late negentiende en de vroege twintigste-eeuwse medische wereld en de fascinatie die de mannelijke autoriteiten binnen die wereld hadden voor vrouwen en de “waarheid” over hun lichaam en geest.