Eerder dit jaar verscheen er op deze website een oproep om deel te nemen aan een onderzoek naar hoe vwo-leerlingen aankijken tegen het schoolvak Frans en een eventuele vervolgopleiding Franse Taal en Cultuur. Aan dit verzoek is gretig gehoor gegeven, waarvoor mijn dank! Mijn bachelorwerkstuk is inmiddels afgerond en in deze blog neem ik jullie graag mee in de resultaten.
Onderzoeksopzet
“Kan ook geen Duits, dus ene hell of de ander” is een van de markante uitspraken die leerlingen hebben gedaan tijdens dit onderzoek aangaande de mening van vwo-scholieren over Frans. Is deze uitspraak representatief voor de leerlingpopulatie of moet dit beeld genuanceerd worden? We weten dat het niet goed gaat met het Frans in Nederland. Teruglopende examenkandidaten, verminderde instroom in de universiteiten en het lerarentekort zijn hier belangrijke knelpunten. Er wordt veel gezegd en geschreven over het vak, maar wat vinden leerlingen hier eigenlijk van? In dit bachelorwerkstuk, met als hoofdvraag “Hoe denken vwo-leerlingen over Frans als taal, schoolvak en studie?”, heb ik dit uitgezocht. Wanneer we namelijk op papier hebben hoe leerlingen over bovenstaande denken, kan hier ook op geacteerd worden. Dit op papier zetten is gedaan door middel van twee vragenlijsten (een voor de onderbouw en een voor de bovenbouw) en het voeren van focusgroepgesprekken op twee verschillende middelbare scholen. Deze groepsgesprekken bleken vooral een aanvulling te vormen op wat leerlingen in de enquêtes lieten zien. Dit onderzoek brengt hiermee een wetenschappelijke noot in het maatschappelijke debat over de waarde van het Frans. Er hoeft niet meer voor leerlingen gesproken te worden: in dit onderzoek spreken zij zich zelf in groten getale (N=640) uit.
Mooie, maar moeilijke taal
De meeste leerlingen, met name in de bovenbouw, vinden Frans een mooie en interessante taal. De taal wordt echter ook als moeilijk beschouwd, zeker in de onderbouw. Vooral bovenbouwleerlingen vinden Frankrijk een interessant land en vinden de cultuur boeiend, ondanks het feit dat zij (afgezien van Franse liedjes en steden) net als de onderbouwleerlingen niet veel basiskennis van de Franse cultuur lijken te hebben. Vakanties in Frankrijk of in de Franstalige wereld lijken in dit opzicht een bijzonder belangrijke rol te spelen.
Vaker Frans spreken in de lessen
De waardering van de leerlingen voor hun docenten Frans is over het algemeen positief, dus dit staat los van de verbeterpunten met betrekking tot de vakinhoud. Opvallende zaken uit dit deel van het onderzoek waren vooral de wat beperkte aandacht voor de Franstalige cultuur en actualiteit in de lessen, evenals de wens van de leerlingen om vaker Frans te spreken in de klas. Dit kwam ook uit de focusgroepgesprekken naar voren. Er is een algemene bereidheid van de leerlingen om meer Frans te spreken, de taal op verschillende manieren toe te passen en vaker te oefenen met improvisatie. Leerlingen zien echter over het algemeen het nut niet in van het leren van Frans, ook niet voor de arbeidsmarkt.
Vertekend beeld van studie en beroep
De bovenbouwleerlingen hebben daarnaast ook geen goed beeld van de universitaire studie Frans en de beroepsmogelijkheden, wat kan worden verklaard door het feit dat talendocenten en decanen er weinig of geen aandacht aan besteden (zie figuur 2). Zo zijn er zelfs leerlingen die aangeven niet voor de studie Frans te kiezen vanwege hun beeld van de arbeidsmarkt: “Ik wil graag Frans studeren, maar ik kies toch iets anders vanwege de baankans”. Ook het schrijven van een profielwerkstuk voor een taal krijgt weinig of geen aandacht. Gastsprekers zijn zeldzaam in de lessen en leerlingen kennen over het algemeen niemand die talen heeft gestudeerd, behalve hun docent, wat betekent dat dit voor een groot deel van hen ook het enige beroep zal zijn dat vertegenwoordigd is. Niettemin is een zeer relevant deel van de leerlingen geïnteresseerd in talenstudies, maar zij geven aan dat deze informatie voor hen nu te laat komt (pas in hun vierde en vijfde jaar).
Gedegen, tijdige voorlichting
Volgens mij ligt de sleutel voor veel van bovengenoemde problemen in een vroegtijdige en grondige voorlichting op middelbare scholen door leraren, decanen en gastsprekers (waaronder talenstudenten), waarbij de inhoud en de loopbaanvooruitzichten van talenstudies grondig met de leerlingen worden besproken. Leerlingen geven aan dat zij behoefte hebben aan en bereid zijn na te denken over deze informatie, dus het lijkt me een uitgelezen kans om hier actief aan te werken. Wat betreft de wens van leerlingen om meer te spreken in de klas: leerlingen, vooral in de bovenbouw, geven expliciet te kennen dat zij vooruitgang willen boeken in het Frans, meer willen oefenen met spreken en zich vrijer willen uitdrukken. Het zou mooi zijn als docenten deze kans aangrepen.
Samenvattend: (bovenbouw)leerlingen vinden het schoolvak Frans leuk, ze vinden de taal mooi en interessant, maar ze hebben nog weinig kennis van de Franse cultuur als het gaat om basisvragen over verschillende kunstvormen en actualiteiten. Bovendien voelen zij niet het nut van het vak en zien zij niet welke betekenis het voor hen op de arbeidsmarkt zou kunnen hebben. Zij hebben een te beperkt beeld van de studie Frans en de beroepsmogelijkheden en worden hierin te weinig geholpen door talendocenten en decanen. Er liggen echter ook veel kansen, aangezien een aanzienlijk deel van de leerlingen meer wil weten over talenstudies – vooral als ze nog geen studiekeuze hebben gemaakt. Breng dus vooral de veelzijdigheid van het vak de les in, zodat leerlingen het vakgebied over de hele linie beter gaan waarderen. Win-win!
Literatuur
Smits, A. (2022) L’enfer, c’est le français ? Comment les élèves néerlandais perçoivent le français en tant que langue, matière scolaire et formation universitaire. Bachelorwerkstuk Radboud Universiteit Nijmegen. Download.